-
Afvoering voor het buitenland
Artikel 1 van de wet van 19 juli 1991 betreffende de bevolkingsregisters en de identiteitskaarten bepaalt dat de Belgen en de vreemdelingen worden ingeschreven in de bevolkingsregisters van de gemeente waar zij hun hoofdverblijfplaats hebben gevestigd.
Wanneer een burger zijn hoofdverblijfplaats overbrengt naar het buitenland, moet hij daarvan aangifte doen bij de gemeente waar hij is ingeschreven, en dit ten laatste op de vooravond van zijn vertrek.
In geval van Belgische nationaliteit
De gemeente zal dan een bewijs van afvoering (“model 8”) bezorgen aan de burger, dat nodig is wanneer deze zich in de Belgische ambassade of consulaat wenst in te schrijven (meer informatie hierover kan u terugvinden op de website van de FOD Buitenlandse Zaken: https://diplomatie.belgium.be/nl).
In voorkomend geval blijft de huidige identiteitskaart wel geldig tot op de vervaldatum die erop staat vermeld.
De gemeente voert de burger af op de datum van zijn aangifte.
In geval van buitenlandse nationaliteit
De verblijfstitel wordt onmiddellijk geannuleerd wegens “vertrek naar het buitenland”, tenzij de burger een “terugkeerrecht” uitoefent. Meer informatie hierover vindt u terug op de website van de Dienst Vreemdelingenzaken: https://dofi.ibz.be/nl.
Controle van het effectieve vertrek
De gemeente moet de wijkpolitie laten controleren of de betrokkene daadwerkelijk vertrokken is door middel van een verblijfplaatscontrole op het laatste inschrijvingsadres.
Als de wijkagent vaststelt dat de burger er nog steeds verblijft, moet de afvoering uit het Rijksregister geannuleerd worden.
De gemeente brengt de burger daarvan op de hoogte en verzoekt hem de administratieve formaliteiten in orde te brengen.
-
Afvoering van ambtswege
Overeenkomstig artikel 8 van het koninklijk besluit van 16 juli 1992 betreffende de bevolkingsregisters en het vreemdelingenregister, spoort het gemeentebestuur de personen op die, zonder de aangifte van wijziging van hoofdverblijfplaats afgelegd te hebben die voorzien is bij artikel 7 van het koninklijk besluit van 16 juli 1992 betreffende de bevolkingsregister en het vreemdelingenregister, hun hoofdverblijfplaats in een andere gemeente of in het buitenland hebben gevestigd.
Wanneer het onmogelijk blijkt de nieuwe verblijfplaats van een burger op te sporen gelast het college van burgemeester en schepenen de afvoering van ambtswege op basis van een verslag van het onderzoek van de ambtenaar van de burgerlijke stand, waarin hij vaststelt dat het onmogelijk is de nieuwe hoofdverblijfplaats van de betrokkene te bepalen.
Bij elke fase van de procedure controleert de gemeenteambtenaar die de afvoering van ambtswege behandelt, in het Rijksregister of er in een andere gemeente een onderzoek naar de bepaling van de hoofdverblijfplaats loopt. In voorkomend geval moet er zo snel mogelijk contact opgenomen worden met de andere gemeente om de nuttige informatie te kunnen uitwisselen.
De procedure van afvoering van ambtswege wordt opgeschort in afwachting van het resultaat van het onderzoek.
Het college van burgemeester en schepenen voert een burger ambtshalve af op de datum van de beslissing van het college.